top of page

Gepubliceerd op: 26 mei 2020

De Amsterdamse Doelistenbeweging van 1748: wie deden er mee?

Sjors Stuurman

In 1747 en 1748 werd de Nederlandse Republiek geteisterd door een vlaag van oproeren die door het land trokken. In Amsterdam had de burgerij onder leiding van Daniël Raap, een porseleinhandelaar, met succes geëist dat Amsterdam tijdens de zitting van de Staten-Generaal vóór het installeren van Willem IV als stadhouder zou stemmen. Een jaar later kwam de Doelistenbeweging op, waar de burgers nog eens met succes hun stem lieten horen ten opzichte van de regenten. De naam van deze beweging is afgeleid

Sjors Stuurman is een derdejaars student geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Zijn afstudeerrichting is Nederlandse geschiedenis, toegespitst op burgerschap in steden tijdens de achttiende eeuw en de diplomatie van de Republiek in de zeventiende en achttiende eeuw. Daarnaast is hij geïnteresseerd in hedendaagse Europese politiek, voornamelijk in de ontwikkeling van de Europese democratie en in bijzonder het Europees Parlement.

van de plek waar zij bijeenkwamen: de Doelen. Op de Doelen vergaderden zowel gematigde als radicale democraten. Beide groepen wilden veranderingen in het stadsbestuur, maar de weg naar de veranderingen verschilde enorm. Onder de radicale democraten binnen deze beweging kunnen wij Daniel Lafargue scharen.[1] Hij schreef een dagverhaal over de gebeurtenissen. Zijn dagboek is door F.J.L. Krämer gepubliceerd in de Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap als ‘de gebeurtenissen op den Amsterdamschen Doelen in 1748 verhaald door een Doelist’.  In de bron wordt een gedetailleerde beschrijving van de gebeurtenissen gegeven, waarin ook Raap naar voren komt. Vooral de namen die Lafargue noemt zijn interessant: wie waren deze mensen en wat was hun stand binnen de stad? Met andere woorden: wie deden er mee aan de Doelistenbeweging?

            In 1748 telde Amsterdam zestig schutterswijken, waarvan in ieder geval 37 of 38 wijken meededen aan het systeem van burgergecommitteerden, dat Lafargue beschrijft.[2] In dat systeem bespraken de burgers hun zorgen en stelden zij berichten voor de stadhouder op. Middels die berichten hoopten zij dan veranderingen teweeg te kunnen brengen. Volgens Pieter Geyl breidde dat aantal zich nog wel verder uit, maar precieze getallen noemt hij hierbij niet.[3] Op een kaart uit omstreeks 1748 is te zien hoe Amsterdam er tijdens de Doelistenbeweging uitzag, echter staan hier geen wijkaanduidingen op. Die staan wel op de kaart uit 1829 en aangezien de twee kaarten niet veel van elkaar verschillen, zullen de wijkaanduidingen van die kaart worden gebruikt. De ligging van de wijken is van belang voor de welvaartsindeling van de bevolkingsgroepen. Over het algemeen kan gesteld worden dat er in de grachtengordel het meeste werd verdiend, daarna kwam de binnenstad met een gelijkmatige verdeling van inkomen en als laatste kwamen de buitenwijken, die het armst waren.[4]

            In het stuk worden veertig verschillende personen genoemd, die daadwerkelijk iets met de beweging van burgergecommitteerden te maken hadden. Regenten zijn niet opgenomen in deze lijst, met uitzondering van kapiteins Michiel Bruynings en C. Scholten. Van de veertig personen zijn er vijftien gecommitteerden, ook zijn er zes personen die Lafargue vijf keer of meer noemt. Dat zijn Frederi(c)k Basset, J.A/A.J. Chicot, Hendrik Gelling, Hendrik van Giming en Daniel Raap.  Chicot is de buurman van Lafargue, Raap is de leider van de gematigden en de andere drie zijn ook gecommitteerden.

             In de onderstaande tabel is te zien dat de meeste personen die Lafargue noemt uit de binnenstad van Amsterdam afkomstig zijn. Dat valt te verwachten, aangezien Lafargue zelf ook in de binnenstad woont. Ook zijn er zeven personen afkomstig uit de grachtengordel, onder andere Van Giming en Gelling wonen daar. De personen in de buitenwijken zijn ook noemenswaardig, één was een gecommitteerde voor de Bijltjes, Egbert van Baalen, wijk 16; een ander is wijnverkoper op de Haarlemmerdijk; de laatste is Feytama, over wie Lafargue zegt: “op den Doelen bekend, welkers sentimenten eygenbelangend en niet orthodox waeren.”[5] Lafargue heeft dus duidelijk een mening over de personen die wonen in de buitenwijken: de Bijltjes zijn vrienden van de gecommitteerden, de wijnverkoper komt zijdelings langs en Feytama is niet te vertrouwen. Het is wel belangrijk te vermelden dat Egbert van Baalen niet zomaar een ‘Bijltje’ was, hij was meestertimmerman.[6] Deze meestertimmerlieden verdienden meestal aanzienlijk meer dan normale timmerlieden, die een loon tussen de 24 en 30 stuivers per dag hadden.[7]

 

            Gebied                      Absoluut aantal       Percentage

            Grachtengordel            7                                        17,5

            Binnenstad                    25                                      62,5

            Buitenwijken               3                                         7,5

            Onbekend                      5                                        12,5

            Totaal                              40                                      100%

                      

 

 

De overige personen woonden dus in de binnenstad en behoorden allen tot de schutterij. Het blijkt dan dus dat zij geen arme burgers waren, maar eerder behoorden tot de middenstand en sommigen zelfs tot de gegoede burgerij. Degenen die werden gekozen als nieuwe officieren van de schutterij waren ook vaak afkomstig uit bekende handelsfamilies.[8] De heren Chicot, Muylman, Testas, Valeton en Visscher waren allen koopmannen. Van Testas, Valeton en Visscher zijn in het Amsterdams archief vele wisselprotesten te vinden.[9] In Amsterdam was het in de achttiende eeuw heel normaal om met wisselbrieven te betalen in plaats van met munten.

            Een wisselbrief had altijd een debiteur en crediteur, de debiteur moest het geld uitkeren aan de persoon die de wisselbrief bij zich had. Was hij het daar niet mee eens, dan diende hij een wisselprotest in.[10] Het feit dat deze koopmannen de debiteuren waren in deze zaken laat zien dat zij waarschijnlijk een behoorlijke hoeveelheid geld in hun bezit hadden.

            Naast koopmannen zijn er ook een aantal wijnhandelaren te vinden in de bron, de heren Van Diest, Docher en Malepougne. Wijn gold in de tweede helft van de achttiende eeuw als product dat vaak door de elite van steden werd gedronken, dus wijnhandelaren kwamen door hun beroep vaker in aanraking met de elite.[11] De heren De Broen, Mercus en Vlier waren allen boekhandelaren (de Broen was ook kaartenmaker). Vlier en De Broen zaten met hun winkels aan het Rokin, van Mercus is de locatie niet bekend maar aangezien hij in wijk acht woonde is het mogelijk dat ook hij aan het Rokin boeken verkocht. Wijk acht lag namelijk naast deze wijk, zie ook figuur 2 en 3 hieronder. Deze heren zaten vlakbij de Beurs en waren daardoor dus ook vaak in contact met de handelaren aldaar. Zij zaten ook vlakbij de Doelen, waardoor zij sneller betrokken raakten bij de Doelistenbeweging. Het was immers om de hoek.[12]

            Ook in andere steden waren burgers opstandig tegenover het regentenregime. Eerder heeft Maarten Prak onderzoek gedaan naar de 64 gedeputeerden die in Leiden werden verkozen naar aanleiding van het Pachtersoproer in 1748. Deze burgers waren bijna allemaal economisch onafhankelijk, dat wil zeggen, niet in loondienst. Ook hier ging het vooral om burgers uit de middenstand en niet om arme of juist zeer rijke burgers.[13] In Amsterdam is eenzelfde soort situatie te zien, waarbij de grote meerderheid van het volk niet vertegenwoordigd werd in de vergaderingen van de gecommitteerden, maar het de middenklasse burgerij was die de touwtjes in handen had. Lafargue heeft het in zijn bron over ‘’t volck [dat] moest gestild worden eer het tot woeden uytborst’[14], waaruit blijkt dat hij zichzelf boven dat volk vond staan. Ook het feit dat de gecommitteerden op de bovenzaal van de Doelen vergaderden zegt iets: op die manier stonden zij letterlijk boven het volk dat dagelijks samenkwam op de Doelen.

            De beweging van burgergecommitteerden was dus een beweging die bestond uit veel verschillende beroepen uit de Amsterdamse middenklasse burgerij. Wel was het zo dat zij net als de institutie waar zij haar bestaan aan hadden te danken, de schutterij, vooral opkwamen voor de belangen van de eigen groepen en niet zozeer voor het belang van alle inwoners van Amsterdam. Omdat zij duidelijk wisten waar zij op uit waren konden zij georganiseerd te werk gaan en zo invloed uitoefenen op het stadsbestuur, dat de middenklasse burgers nodig had om onder andere de stad te verdedigen in het geval van problemen.

​

​

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bibliografie

​

[1] N. J. J. de Voogd, De Doelistenbeweging te Amsterdam in 1748­ (Utrecht 1914) 144.

[2] S. Stuurman, De Doelistenbeweging volgens Lafargue (Leiden 2019) 8-12. http://sjorsstuurman.nl/wp-content/uploads/2020/02/Volledige-werkstuk-Versie-2-1.pdf

[3] P. Geyl, Revolutiedagen te Amsterdam (1936) 73.

[4] M. Prak, ‘Stad van tegenstellingen 1730-1795’, in: W. Frijhof  en M. Prak, Geschiedenis

van Amsterdam: Zelfbewuste stadstaat 1650-1813 (Amsterdam 2005) 268.

[5] F. J. L. Krämer, ‘De Gebeurtenissen op den Amsterdamschen Doelen’, Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, 24.

[6] Stadsarchief Amsterdam, Archief van de Notarissen ter Stadplaats Amsterdam 5075, inv. nr. 8346, machtiging, 17 april 1743.

[7] Zie: Pepijn Brandon, ‘Wie raapt de Spaanders? Onrust aan de Amsterdamse admiraliteitswerf in rustige jaren’, Holland 45:3/4 (2013) 127-136.

[8] M. Prak, ‘Stad van tegenstellingen 1730-1795’, 304.

[9] Zie onder andere: Stadsarchief Amsterdam, Archief van de Notarissen ter Standplaats Amsterdam 5075, inv.nr. 10215, wisselprotest Visscher, 27 november 1739; Stadsarchief Amsterdam, Archief van de Notarissen ter Standplaats Amsterdam 5075, inv.nr. 10697, Wisselprotest Testas; Stadsarchief Amsterdam, Archief van de Notarissen ter Standplaats Amsterdam 5075, inv.nr. 11243, Wisselprotest Valeton, 15 maart 1739.

[10] Alle Amsterdamse Akten, ‘Het Wisselprotest’, http://alleamsterdamseakten.nl /artikel/650/het-wisselprotest/, geraadpleegd op 11 december 2019.

[11] A. S. Wegener, ‘Du nectar et de la godaille: qualité et falsification du vin aux Provinces-Unies, XVIIIe siècle’, Revue d’histoire moderne & contemporaine 51:3 (2004) 24.

[12] S. Stuurman, De Doelistenbeweging volgens Lafargue, bijlage B; Zie ook: Figuur 2 & 3 voor de locatie van het Rokin ten opzichte van de Doelen en de Beurs.

[13] M. Prak, ‘Burgers in beweging. Ideaal en werkelijkheid van de onlusten in Leiden in 1748’, Bijdragen en Mededelingen voor de Geschiedenis der Nederlanden 106 (1991) 383.

[14] Krämer, ‘De Gebeurtenissen op den Amsterdamschen Doelen’, 56.

Afbeelding S. Stuurman 1.jpg

Figuur 2. Vierde editie van de kaart van Amsterdam in vier bladen op schaal ca. 1:3.500, vervaardigd door Gerrit de Broen sr. en uitgegeven door Gerrit de Broen jr. en Johannes de Broen. kaart. Oriëntatie: zuidwest boven. (1744-1750) Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, Collectie Atlas Kok.

Afbeelding S. Stuurman 2.jpg

Figuur 3. Nieuwe kaart van Amsterdam: ‘waarop zijn gebragt alle de voorgevallen veranderingen: benevens de uitgevoerd wordende kapitale werken van afsluiting der haven door een dijk met sluizen voorzien..., uit echte stukken zamengesteld;’ gegraveerd door Dl. Veelwaard Junior (1829) Collectie Universiteit van Amsterdam, d’Aily plattegronden nr. 390.

Figuur 1. Gegevens afkomstig uit S. Stuurman, 'De Doelistenbeweging volgens Lafargue', 24-25. 

bottom of page