Gepubliceerd op: 17 december 2020
De erfenis van het Derde Rijk: De Amerikaanse opvattingen over Berlijners in een geruïneerde stad
Tibbe Jonker
But as he walked through the unhappy city, more changed than he had ever imagined it could be, Sanders realized that, for him, there was no road back. For him Berlin had become the ghost of a city populated by the shadow of a people.[1]
In 1946 was Berlijn niet meer de culturele metropool die het voor de Tweede Wereldoorlog was. Voor de fotojournalist Walter Sanders (1897 – 1985) was dit een pijnlijke gewaarwording. Voor een rapportage voor het Amerikaanse weekblad Life ging hij terug naar de stad waar de nazi’s hem uit hadden gejaagd. Daar volgde hij de sporen van zijn oude leven. Uit zijn rapportage blijkt dat dit eigenlijk onmogelijk was. Niet alleen lag de stad in 1946 in puin, ook de bewoners schraapten de scherven van hun voormalige leven bijeen en poogden hun leven opnieuw op te bouwen. In zijn fotorapportage plaatste Sanders de Berlijners dus tegen het decor van ruïnes. Wat wilde hij daarmee zeggen?
​
Tibbe Jonker volgt momenteel de Interfacultaire Lerarenopleiding (ILO) aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens zijn studie geschiedenis heeft hij zich voornamelijk met cultuurgeschiedenis beziggehouden. Binnen dit vakgebied interesseert hij zich in het bijzonder voor gender en kolonialisme. Toen hij in 2018 een semester aan de Humboldt-Universität in Berlijn studeerde, kwam daar een nieuwe fascinatie bij: de geschiedenis van Duitsland. Daarom volgde hij het jaar daarop de geschiedenismaster Duitslandstudies aan de UvA. De scriptie die hij daarvoor schreef gaat over de nostalgie die Duitsers ten tijden van de Weimar Republiek koesterden voor hun verloren koloniale rijk. Tijdens de stage die hij nu loopt, hoopt hij zijn leerlingen na te laten denken over de doorwerking van de koloniale geschiedenis in het heden.
De boodschap van Sanders’ rapportage over het verwoeste Berlijn laat zich niet zomaar ontrafelen. De bredere Amerikaanse waardering van de Berlijners moet daarvoor in beschouwing worden genomen. Deze was aan verandering onderhevig. Het beeld van een gruwelijke oorlogsrivaal verdween en stapsgewijs veranderden de Berlijners in een ideologische bondgenoot. De stad verwierf namelijk een unieke plaats in de Koude Oorlog. De ontmoetingen tussen Amerikaanse soldaten en Berlijners speelden daarbij een belangrijke rol.[2] In tegenstelling tot de Russische soldaten die met veel bloedvergieten de stad veroverden, kwamen de Amerikanen daar noodlijdende burgers tegen die vaak ook met smart op hen hadden gewacht.
In de historiografie wordt het jaar 1945 als een belangrijke cesuur neergezet in de Amerikaanse herwaardering van de Duitsers. Stefan-Ludwig Hoffmann spreekt over een visual denazification.[3] In het voorjaar lag de nadruk nog op de gruweldaden van de nazi’s, maar in de loop van 1945 veranderde dat: ‘Nazi Germans became Germans again.’[4] Andreas W. Daum maakt een soortgelijke bewering. Hij stelt namelijk dat er in dat jaar een shift in perception plaatsvond. In het bijzonder het Berlijnbezoek van Harry S. Truman (1884 – 1972) zorgde voor een kentering in het beeld van de Amerikanen. Truman beschreef de Duitsers als de laatste slachtoffers van Adolf Hitler (1889 – 1945).[5] Het tijdschrift Life leent zich goed om de ontwikkeling van het vijandbeeld jegens de Berlijners naar een vriendschap met de stadsbewoners te traceren. Het was namelijk een nationalistisch tijdschrift dat nadruk legde op de Amerikaanse manier van leven en de succesvolle verspreiding van American-style democracy.[6] Werden ook de Berlijners in dit succesverhaal geïncorporeerd?
Uiteen gebrokkelde oorlogsmoraal
In november 1943 begon de aanval van de Britse Royal Airforce op Berlijn. De bombardementen kregen een catastrofale omvang. Het doel van de aanval was om de wilskracht van de bevolking te verzwakken. Doordat de bombardementen het alledaagse leven belemmerden, zouden de Berlijners zich op een gegeven moment overgeven. Ook Life was daarvan overtuigd, de titel van een rapportage luidt namelijk: ‘Bombing of Berlin. Despite terror and wide devastation the people – so far – have not cracked’.[7] Ondanks de strijd om te overleven in het puin bleef de wilskracht van de Berlijners intact. Door de beeldspraak die Life inzette vielen de ruïnes in de stad samen met de geschade oorlogsmoraal. Hoewel de wilskracht nog niet ‘cracked’ en ‘broken’ was, waren de gebouwen dit al wel.
Na de oorlog werd de psychologische overwinning op de Berlijners verder benadrukt. De nazi’s en hun hoofdstad droegen namelijk de connotatie van Pruisische tradities. Trots zouden Pruissenaren volgens Life een aantal militaristische waarden koesteren. Opofferingsgezindheid is een voorbeeld daarvan.[8] Deze veronderstelling komt tevens naar voren in een rapportage uit november 1945. Daarin zijn foto’s van gemolesteerde standbeelden van de Pruisische adel te zien. Het bijschrift bij deze foto’s luidt: ‘Berlin’s outdoor statuary was a source of deep pride to the capital’s residents. […] None of them will be quite the same again which, esthetically [sic], is a good thing.’[9] Het waren dus niet alleen de standbeelden, maar ook de militaire trots die in puin lag. De psychologische overwinning betekende in deze rapportage echter niet dat de oorlogsmoraal geschaad was, maar in plaats daarvan gaat het over de heropvoeding van de Berlijners.
Berlijnse daders of slachtoffers?
Na de oorlog werd de Duitse bevolking in toenemende mate van haar medeplichtigheid vrijgesproken. De veranderde geopolitieke situatie speelde daarbij een belangrijke rol. Zo namen de spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie toe. Als ‘economisch locomotief’ van Europa zou Duitsland de westerse wereld ideologisch en economisch moeten versterken. Door deze nieuwe (gedeelde) vijand werden de Berlijners een belangrijke bondgenoot en werden ze alsmaar vaker vrijgesproken van hun medeplichtigheid. De oorlogsschuld werd in plaats daarvan in de schoenen van top-nazi’s geschoven.[10]
Een rapportage in Life in oktober 1945 had de titel ‘Berlin’s last elephant’. Daarin werd de schuld van de vernietiging van de stad aan Hermann Göring (1893 – 1946) gegeven. De weerloosheid van de dierentuindieren werd in deze rapportage op de Berlijners geprojecteerd:
‘Today the old keeper, Fritz Schneider, bitterly complains that Göring, who promised to evacuate the zoo to his estate at Karinhall in case of serious bombing, let down the animals just as he did the rest of Germany.’[11]
Daarmee werd het slachtofferschap van de Berlijners benadrukt. In combinatie met het onderschrift wekt de foto de suggestie van een kooi in een kooi. Net zoals de olifant die niet uit zijn hekken was geëvacueerd, waren de Berlijners opgesloten in een precair bestaan.[12] De ruïnes die de horizon vormden zouden in deze lezing de hekken van Göring symboliseren. De ravage was dus de noodlottige erfenis van een handvol top-nazi’s.
Toen Sanders terugkeerde in Berlijn rapporteerde hij over de Berlijners wiens levens in puin lagen. Tussen hun portretten stond ook een foto van August Tuerk, een voormalige nazi. Door de slachtoffers en de medeplichtigen zo willekeurig door elkaar te zetten, luidde de boodschap: ‘die Mörderer sind unter uns’.[13] Tuerk werd ook tegen een decor van ruïnes gezet. De boodschap van de foto ligt in het contrast tussen de ordentlichkeit op de voorgrond en de chaotische vernietiging op de achtergrond. Tuerk weigerde om met niet-ariërs te spreken en zette zijn nationaalsocialistische overtuiging dus voort. De schone witte tafel met het nette servies symboliseren de (nationaalsocialistische) orde die hij dacht te kunnen voortzetten. Gelijktijdig laten de ruïnes op de achtergrond zien dat het Derde Rijk wel degelijk in puin lag. Tuerk hield zichzelf voor de gek.
Uit de as van de Weimar Republiek
In 1946 begon Life ook met het suggereren van een culturele voortzetting van het Berlijn uit de Weimar Republiek.[14] Zo werd de danseres en actrice Heidi Scharf in een fotoserie in de voetsporen van Marlene Dietrich (1901 – 1992) geplaatst.[15] Scharf speelde het Duitse leger na dat bij de slag om Berlijn aanvankelijk nog hoopte te kunnen winnen, maar uiteindelijk toch ten onder ging. Het geruïneerde Berlijn laat het verliezen van de oorlog zien.[16] Ook het culturele Berlijn van de Weimar Republiek lag in puin. In de tekst wordt benadrukt dat het theater- en filmwezen van Duitsland stilgevallen was. Scharf was daarom de ‘liveliest girl in Berlin’.[17] De schuld en de vernietiging van de nazi’s waren voor Scharf echter een voedingsbodem voor een culturele wedergeboorte. Ze was als een feniks die uit zijn as herrees.
Scharf werd echter ook als slachtoffer neergezet. Dit keer is Joseph Goebbels (1897 – 1945) de schuldige. Hij zou haar gedwongen hebben om te werken in een oorlogsfabriek.[18] Het decor van ruïnes wijst daarom ook op haar slachtofferschap. De nazikopstukken leidden het oorlogsproject en waren daarom verantwoordelijk voor het puin waar zij zich in bevond. Bovendien werd Scharf door een deel van de lezers waarschijnlijk als slachtoffer van de Russen gezien. Een Berlijnse vrouw die hulpeloos en met ontblote benen in het puin lag, herinnerde sommige Amerikanen waarschijnlijk aan Russisch seksueel geweld. Ondanks het feit dat de stad dubbel getroffen was door totalitair wangedrag, wisten de Berlijners zich op cultureel vlak toch te herpakken.
​
Conclusie
In 1946 – laat staan in 1945 – waren de shift in perception en visual denazification waar Daum en Hoffmann het over hebben nog niet (volledig) voltrokken. Ik sluit me daarom aan bij Thomas A. Schwartz. Hij stelt dat er na de oorlog nooit een Stunde Null in de Amerikaanse waardering van de Berlijners heeft plaatsgevonden.[19] In 1946 werd er namelijk nog gerapporteerd over de steun voor het naziregime die bij sommige Berlijners, zoals bij Tuerk, nog intact was. In de beeldvorming was er eigenlijk sprake van een continuïteit. Tijdens de oorlog hadden de bombardementen als doel om de vijandelijke oorlogsmoraal en de steun voor het regime uit te schakelen. Ook na de oorlog zou het puin de Berlijners met hun neus op de feiten drukken. Het Pruisisch militarisme bleek tevergeefs te zijn. Daarom hadden de Berlijners geen reden meer om trots te zijn op hun militaristische tradities.
De belangrijke breuk met het naziverleden vond pas plaats in 1946. In dat jaar werd Berlijn namelijk door Life in de culturele tradities van de Weimar Republiek geplaatst. Twaalf schuldige jaren werden in deze rapportage overbrugd. Toen Scharf het podium van ruïnes betrad, trad ze in de voetsporen van Dietrich. Dit idee van een culturele voortzetting van de Weimar Republiek lag ten grondslag aan de ‘outpost of freedom’ die (West-)Berlijn later werd.[20] In 1946 hielden de Amerikanen dit herstel nog voor onmogelijk. Toen Sanders terugkeerde in het vernietigde Berlijn kwam hij namelijk tot het bittere besef dat ‘for him, there was no road back’.[21] De schuld die de Berlijners van het Derde rijk hadden geërfd liet zich namelijk niet zomaar aflossen.
​
De besproken afbeeldingen zijn hier te vinden.
Bibliografie
Graag zou ik dr. Krijn Thijs willen bedanken voor zijn hulp en feedback bij het schrijven van dit artikel.
​
[1] Vertaling: ‘Maar toen hij door de ongelukkige stad heenliep, was er meer veranderd dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Sanders realiseerde dat er voor hem geen weg terug was. Voor hem was Berlijn de geest van een stad geworden die bevolkt werd door de schaduw van een volk.’ Auteur onbekend, ‘The road back to Berlin. A LIFE photographer returns to a home and friends shattered by war’, Life 21:20 (11 november 1946) 29.
[2] Veel historici beweren dat dit vijandbeeld door de Berlijnse luchtbrug definitief plaatsmaakte voor een vriendschap. Zie onder andere: W. Ribbe, '“Aus Feinden wurden Freunde“: die Amerikaner in Berlin 1945-1949‘ in: M. Bienert, Uwe Schaper en A. Theissen ed., Die Vier Mächte in Berlin Beiträge zur Politik der Alliierten in der besetzten Stadt (Berlijn 2007) 69-79; David Clay Large, Berlin (New York 2000) 409; Klaus-Dietmar Henke, ‘Gentle conquest in the West. Americans and Germans, 1944-1945’ in: D. Junker ed., The United States and Germany in the era of the Cold War, 1945–1968. A handbook, Volume 1 (Washington D.C. 2004) 514; Andreas W. Daum, ‘America’s Berlin 1945-2000. Between myths and visions’ in: F. Trommler ed, Berlin, the new capital in the East. A transatlantic appraisal (Washington DC 2000) 54; W. Rott, Die Insel. Eine Geschichte West-Berlin 1948-1990 (München 2009) 40-41; J. J. Sheehan, Kontinent der Gewalt. Europas langer Weg zum Frieden (München 2008) 194.
[3] Hoffmann, ‘Gazing at ruins’, 342.
[4] Vertaling: ‘Nazi Duitsers werden opnieuw Duitsers’. Ibidem.
[5] Daum, ‘America’s Berlin’, 52.
[6] J. Scanlon, ‘Life (Magazine)’ in: E. J. Blum ed., America in the world, 1776 to the present: a supplement to the dictionary of American history (Farmington Hills 2016) 617.
[7] Vertaling: ‘Het bombarderen van Berlijn. Ondanks de terreur en hevige vernietigingen is de bevolking – tot nog toe – niet gebroken’. John Scott, ‘Bombing of Berlin. Despite terror and wide devastation the people – so far – have not cracked’, Life 15:24 (13 december 1943) 20.
[8] Zie onder andere: D. Cort, ‘The last Prussian. Gert von Rundstedt, the Wehrmacht’s best general, takes over western defence of Germany from Hitler’, Life 17:26 (25 december 1944) 59; Auteur onbekend, ‘German general staff corps’, Life 15:21 (22 november 1943) 93-101.
[9] Vertaling: ‘De Berlijnse beeldhouwwerken waren een bron van diepe trots voor de inwoners van de hoofdstad. […] Geen van hen zal meer hetzelfde zijn wat esthetisch gezien een goede zaak is.’ Dit bijschrift moet in de context van re-education begrepen worden. Het doel van de heropvoeding was namelijk om de militaristische, autoritaire, sociale en politieke tradities van het Duitsland van voor 1933 teniet te doen. Het Duits militarisme had volgens de Amerikanen tweemaal tot een Wereldoorlog geleid. Dus ook het heropvoedingsprogramma van de Amerikanen berustte op de veronderstelling dat het agressieve nazisme min of meer uit de Pruisische militaire tradities is voortgevloeid. R. Boehling, ‘U.S. cultural policy and German culture during the American occupation in: 1945’ in: D. Junker ed., The United States and Germany in the era of the Cold War, 1945–1968. A handbook, Volume 1 (Washington D.C. 2004) 388; Auteur onbekend, ‘Berlin’s broken statues’, Life 19:18 (29 oktober 1945) 147.
[10] Eisenhuth en Krause, ‘Inventing the “outpost of freedom”’, 195.
[11] Vertaling: ‘Vandaag klaagde de oude dierentuinhouder verbitterd dat Göring, die beloofd had in geval van serieuze bombardementen de dierentuin naar zijn landgoed in Karinhal te evacueren, zijn dieren op dezelfde manier in de steek had gelaten als hij de rest van Duitsland in de steek liet.’ Auteur onbekend, ‘Berlin’s last elephant. A few of the zoo’s animals survive the war’, Life 19:16 (15 oktober 1945) 42.
[12] In de winter van 1945 werden Berlijnse kinderen op Brits initiatief uit de stad geëvacueerd. Daarmee wilden de Britten voorkomen dat deze kinderen aan honger en aan ziekten zouden lijden. Life deed daarover bericht. Dus terwijl de nazi’s worden neergezet alsof ze de Berlijners gijzelden, waren de Britten hun bevrijders. Op een foto uit deze rapportage is een huilend Berlijns kind te zien met een soppig stuk brood. Hij was bovendien voorzien van een op zijn jas genaaid identificatienummer. Het kon niet duidelijker naar voren komen dat dit kind een slachtoffer was. Auteur onbekend, ‘Berlin children. British evacuate 50,000 of them to German countryside for winter’, Life 19:23 (3 december 1945) 49-52.
[13] Vertaling: ‘de moordenaars bevinden zich onder ons.’ Dit is een verwijzing naar de film van W. Staudte.
[14] Dit gebeurde ook in de verslaggeving van andere bladen in deze periode. Amerikaanse journalisten speelden daarom een belangrijke rol in de herwaardering van Berlijn als culturele metropool. Zo deden zij verslag over het uitgaansleven in de stad. Stefanie Eisenhuth en Scott H. Krause, ‘Inventing the “outpost of freedom”. Transatlantic narratives and the historical actors crafting West Berlin’s postwar political culture’, Zeithistorische Forschungen 11 (2014) 192.
[15] Auteur onbekend, ‘Speaking of pictures… German girl dances in Berlin’s ruins’, Life 21:9 (26 augustus 1946) 14-16.
[16] Het was ook een gangbare praktijk in deze jaren om buiten of in half gebombardeerde schouwburgen aan theater te doen. R. Rovit beweert dat tussen juni en december 1945 121 voorstellingen op geïmproviseerde locaties plaatsvonden. R. Rovit, ‘Berlin’s “First Responder” Artists, 1945-1946. Theatre and Politics from the Rubble’, Theatre History Studies 35 (2016) 9.
[17] Vertaling: ‘opgewektste vrouw in Berlijn’. Auteur onbekend, ‘Speaking of pictures…’, 14.
[18] Ibidem.
[19] Letterlijk vertaald betekent Stunde Null “uur nul”. Deze woorden behelzen het idee dat Duitsland zich na de oorlog volledig van zijn naziverleden had ontdaan en met een schone lei opnieuw was begonnen. T. A. Schwartz, ‘“No Harder Enterprise“ Politics and Policies in the German-American Relationship, 1945-1968’, in: D. Junker ed, The United States and Germany in the era of the Cold War, 1945–1968. A handbook, Volume 1 (Washington D.C. 2004) 36.
[20] Hoewel S. Eisenhuth en S. H. Krause niet expliciet noemen dat Berlijn pas in 1946 in de culturele tradities van de Weimar Republiek werd geplaatst, blijkt dit ook uit de voorbeelden die zijn aanhalen. Interessant voor een vervolgonderzoek zou daarom zijn om uitvoerig te analyseren wanneer en hoe Berlijn precies in de cultuur van de Weimar Republiek geplaatst wordt. Dit is ook nauw verbonden met de politieke ontwikkelingen die op mondiaal- en stadsniveau plaatsvonden. Zo blijkt uit de rapportage ‘Europe’s culture’ van Sargeant dat de culturele wedloop tussen de Verenigde Staten en de Russen is losgebarsten. Sargeant, ‘Europe’s culture. Amid incredible devastation its age-old arts still show surprising powers of survival’, Life 21:19 (4 november 1946) 54, 56. Een andere relevante en opmerkelijke rapportage voor zo’n vervolgonderzoek is: Auteur onbekend, ‘Life goes to Shorty’s nightclub in Berlin’, Life 21:14 (30 september 1946) 134-138; Eisenhuth en Krause, ‘Inventing the “outpost of freedom”’, 192.
[21] Auteur onbekend, ‘The road back to Berlin’, Life (11 november 1946) 29.